Noten bij de Sonnetten

Sonnet 134 I

[1] Kost: kon, Kunnen: een praet. kost, mv. Kosten. (WNT)

[2] Arion: Arion, de beroemdste zanger van zijn tijd, leefde rond 600 voor Chr. aan het hof van de Korintische koning Periander. Toen hij eens door een muitende bemanning overboord van een schip werd gezet, is hij door dolfijnen, die hij met zijn gezang overhaalde, gered.

[3] Queelen: zingen., Kweelen: 2) Opgewekt, lustig, vroolijk zingen (WNT).

[4] De: deed.

[5] Gelijck als: net zoals

[6] Lais: een hetaere, gezelschapsdame in het oude Griekenland. In Athene waren sommige hetaeren zeer gezien; het waren ontwikkelde, artistiek geschoolde vrouwen en aanzienlijke mannen gingen graag met hen om. Lais was bijvoorbeeld de geliefde van Socrates leerling Aristippus.

[7] Rosimont: In Cats "Stil-staen beweeght" ([XX.A.1.1], een vertaling van "Dum trahemmus, trahimur" in: Cats’ Sinne-en minnebeelden): "Siet hoe my Rosemont haer jonste felder weygert", is Rosimont een vertaling van Phyllis (In de Griekse mythologie de geliefde van Demophoön. Zij sterft van liefdesverdriet, maar wordt door de goden in een amandelboom veranderd.). Zie: http://www2.let.uu.nl/emblems/html/c162720.html#c162720.A.1.2.5. Tevens komt Rosimont voor in het amoureuze lied "Rosemont waer gy vliedt" in Nieu dubbelt Haerlems lietboeck, Haarlem, 1643. Het lijkt erop dat Rosimont in de zeventiende eeuw een traditionele benaming is voor een geliefde vrouw.

[8] Went: wenden: 6) Veranderen, verkeeren

[9] Haeck: verlang.

Sonnet 134 II

[1] Haecke: verlang.

[2] Ge’ent: geënt, Enten: 1) Enten, een loot van den eenen boom op een anderen overbrengen.

[3] Ameril: naam van een lelie-achtige bloem (amaryllis Belladonna). Wellicht zo genoemd omdat de plant giftig is – amarus betekent bitter, bijtend. Klassieke stad met een overeenkomstige naam: Ameriola, ae f stad in het gebied v.d. Sabijnen, door de Romeinen verwoest. Zie: http://www.latijnnederlands.nl/

[4] Luck: geluk.

Sonnet 134 III

[1] Kruijpende gebroet: kruipende dieren.

[2] Schartse: scherven, Schart: 2) Uitgebroken of uitgehouwen stuk of gedeelte van een geheel. 

[3] Parnassus: berg in Midden Griekenland. In de Griekse mythologie gewijd aan Apollo, Dionysus en de muzen. Daarom zouden grote dichters en wijsgeren na hun dood (m.n. in de zeventiende eeuw) op de Parnassus verder leven. Op de top vond men de Kastalia-bron. Typisch Pleiáde-motief.

[4] Minsaem: liefderijk, Minsam: Minzaam, vriendelijk, innemend, liefderijk

Sonnet 135 I

[1] Hartgarst: onbekend. Familie van Joost Hartgers, boeck-verkooper op den Dam bezyden ’t Statd-huys, op de hoeck vande Kalverstraet inde Boeckwinckel?

[2] Gesont: in goede gezondheid.

[3] Voorder: verder.

[4] Geiont: gegund.

[5] God’lijck gesicht: met goddelijke blik, bij het laatste oordeel? (noot 23, http://www.dbnl.org/tekst/bred001groo01/bred001groo01_091.htmGroot lied-boeck, G.A. Bredero )

[6] Meu: tante.

Sonnet 135 II

[1] Drost: (of drossaard): oorspronkelijk een tafeldienaar, maar later een kasteelbewaarder en rechtsprekende vertegenwoordiger van de kasteelheer in diens gebied. P.C. Hooft was drost van Muiden en Elten was tot 1963 een drostambt. Ook: baljuw. Zie http://members.home.nl/pushkar/woordenlijst.html

[2] Ridder: Constantijn Huygens was ridder in de orde van St. Michel 

[3] Voeyt: voedt.

[4] Achilles: In de Griekse mythologie de zoon van Peleus en Thetis, Thetis doopte hem aan zijn enkel in de Styx, opdat hij onkwetsbaar werd, behalve aan zijn enkel. Over leeuwen is niets bekend, maar misschien dat hij bij zijn opvoeding door de centaur Chiron wel leeuwenvlees at. In de Ilias wordt verteld hoe Agamemnon tijdens de Trojaanse Oorlog het meisje Briseis van hem vordert en Achilles zich terugtrekt uit de strijd. Dit blijkt voor de Grieken een desastreuze beslissing. Pas na de dood van Patrokles keert hij terug op het strijdtoneel en wreekt Patrokles door Hektor te doden. Achilles sterft uiteindelijk door een pijl van Paris in zijn enkel.

[5] Versoncken: weggezonken in de herinnering, Verzinken (I), 4) (Onz.) Minder groot, minder belangrijk, minder duidelijk, minder op den voorgrond staand, minder prominent worden (en op deze wijze geleidelijk verdwijnen); klein, nietig worden (of door verwijdering een zoodanigen indruk bieden). (WNT)

[6] Vrijerschap: vriendschap.

[7] Staeg: standvastig, stadich: 1) Standvastig, bestendig, als karaktertrek.

[8] Afgericht: bedreven, Afgericht: 1) Eigenlijk. Bekwaam, bedreven, knap in eenige kunst, de vaardigheid bezittende om bepaalde handelingen naar eisch te verrichten; t. w. ten gevolge van onderricht of oefening. (WNT)

[9] Sede: zeden.

[10] Niet: niets.

Sonnet 137 I

[1] Streckt: verstreckt aan.

[2] Baken: Baken: 1) Seinteeken, signaal; 2) Bij vergelijking (WNT).

[3] Kolck: kolk: 3) (Meestal peillooze) diepte of afgrond, bijna altijd van water. (WNT)

[4] Te veer: te ver, te zeer.

[5] Bescheijt: Bescheid: 7) Zekerheid, de waarheid omtrent iets; inzonderheid bescheid weten. (WNT)

Sonnet 137 II

[1] Wittenoom: Cornelis Dirksen Wittenoom (1618-1665), schrijver van Thiëstes en Anticlia (1639), zie ook F. Jos. van den Branden en J.G. Frederiks, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde (1888-1891), http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php3?id=witt021 

[2] Noot: Nood: — Noodvriend, oprechte vriend, die ook in den nood getrouw blijft. Thans verouderd. || 9, 86, Vondel: Getrouwe prins, men kent in hooge noot d'oprechten, En vrienden. De werelt heeft veel Broodt-vriendeu, maer weynigh Noodt-vrienden, POIRTERS, Mask. 190. (WNT)

[3] Magen: Maag (I): (in het Westen) verwant, ook bloedverwant.

[4] Schragen: eer betonen, Schragen: Een schraag of schragen onder iets zetten, onderstutten.

[5] Verstaen: verstaan: 19) (Veroud.) In contexten waarin sprake is van een positieve reactie op een verzoek, voorstel of voornemen: toestemmen (in), toestemming verleenen (tot), akkoord gaan (met). Veelal verbonden met modale hulpww. als kunnen, willen e.d. (WNT)

[6] Verdreyt: omgekeerd, verdraeyt: I. Van zaken. — 1) Verkeerd.

[7] d’adriasche zee: waarschijnlijk de Adriatische zee, gelegen tussen Italië en Griekenland. Heeft vele Griekse helden opgeslokt. inslokken: De Adriatische zee ... wierdt (ghenoemt) ... de in-slockster der menschen", JAKEMIJN, Triumphe 144).

Sonnet 138 I

[1] Betreffen: bestijgen, innemen, betreffen: 3) Bereiken, verwerven; thans verouderd. || Zoud ik wel op ter aerd zoo grooten luk betreffen? KRUL, P. W. 1, 85 . (WNT)

[2] Neffen: naast, Neffens: Nevens, naast, langs.

[3] Dat: opdat.

Sonnet 138 II

[1] Schille: op te lossen.

[2] Boesen: boezem.

[3] Paris: in de Griekse mythologie een zoon van het Trojaanse koningspaar Priamos en Hekabe, wordt door zijn moeder op de berg Ida te vondeling gelegd daar zij gedroomd had dat zij een brandend stuk hout zou baren dat Trojes ondergang zou betekenen. Zie: http://histoportal.net/klassiek/paris.html

[4] Gou-appel-vonnis: ‘gouden-appelvonnis’ oftewel, Parisoordeel. Bij de twist tussen de godinnen Hera, Aphrodite en Athena over de gouden appel, die Eris listig onder de bruiloftsgasten van Peleus en Thetis heeft geworpen (met het opschrift 'voor de schoonste'), wordt Paris door Zeus als scheidsrechter aangewezen. Hera belooft hem macht als hij haar de appel toekent, Aphrodite belooft hem de schoonste vrouw ter wereld en Athèna wijsheid. Paris geeft de appel uiteraard aan Aphrodite. Er breekt een oorlog uit wanneer Aphrodite Paris helpt de mooiste vrouw van Griekenland te schaken. Zie: http://histoportal.net/klassiek/paris.html

[5] Aller eeuwen: vergelijk het voortleven van de Troiaanse oorlog in de Griekse mythologie.

[6] Slis: beslis, slissen: A) Bedr. — 1) Een einde maken aan, doen ophouden. a) Een strijd, twist of ongeregeldheid; beslechten. (WNT)

[7] Geweer: verweer, Gewere: 1) Weer, tegenweer, verdediging.

[8] Roemer: (woordspeling): Roemer I: 2) Iemand die prijst, den roem of den lof verkondigt. Roemer II: 1) Zeker soort van groof wijnglas, veelal rond geblazen en groen van kleur; vooral vroeger veel in gebruik.

Sonnet 141 I

[1] Amsteldams minne-beekie: verwijst naar Krul’s liedboek het Amsteldams Minnebeekje (midden jaren '30) aan de ‘Amsteldamsche Sangstertjes’. Dit soort wereldlijke liedboeken met topografische titels zijn aanvankelijk een typisch Amsterdams verschijnsel. De inhoud is ongetwijfeld voor een deel afkomstig uit Amsterdamse rederijkerskringen. Waarschijnlijk waren deze liedboeken bestemd voor de jeugd. Zie: http://www.dbnl.org/tekst/grij001rott01/grij001rott01_001.htm.  In het WNT: Zangboek: Wat word 'er dageliks gedrukt en herdrukt een groote meenigte van soodanige Sang-boekjens, die men noemt Minne-beekjens, Lust-hoven, Zang-prieeltjes, Nachtegaaltjes.

[2] Amstel nimpies: traditionele benaming voor Amsterdamse juffrouwen, met name in de traditie van de ‘jofferboekjes’, liedboekjes die door meisjes meegenomen werden bij ontmoetingen, feestjes of uitstapjes. Zie: http://www.dbnl.org/tekst/luyk001duyt01/luyk001duyt01_003.htm

[3] Adem: wellicht een woordspeling (gezien de hoofdletter): Adam.

[4] Apollo: in de Griekse mythologie ondermneer God van de zangkunst.

[5] Sap: het vocht uit de Castiliaanse bron op de Parnassus.

[6] Parnassij: berg in midden Griekenland, in de Oudheid de woonplaats van Apollo en de Muzen. Grote dichters zouden na hun dood op de Parnassus voortleven. Zie: www.digischool.nl/kleioscoop/reg/

[7] Palen: grenzen.

[8] Zoet: wellicht een toespeling (gezien de hoofdletter) op de dichter Jan Zoet (1608-1674). Tot 1637 zijn twee kluchten van hem bekend: het Tweede deel van drooge Goosen (1636), een vervolg op Drooge Goosen (1630) van Jan Harmensz. Krul en Jochem-Jool ofte Jalourschen-Pekelharingh (1637). In beide stukken is sprake van huwelijksontrouw ten opzichte van een sukkelachtige echtgenoot. Ook droeg Zoet bij aan Parnassus aan 't IJ, dat tot doel had door dichterlijk werk op te voeden tot ware deugdzaamheid. De titel komt mooi overeen met de klassieke verwijzingen in de betreffende strofe van Seep, maar absoluut niet met de inhoud. Bovendien verscheen deze tekst pas in 1663. Zie: http://www.dbnl.org/tekst/bork001nede01/zoet001.htm

[9] Het: verwijst dit naar Zoets kluchten? De thematiek lijkt overeen te komen.

[10] Melt: vertelt van, melden: 4) Iets of iemand bekendmaken. a) openbaren. (WNT)

[11] Offerhant: met offers, Offerhande: 1) — In dichterlijke beeldspraak veelal voor een bewijs van hulde, dankbaarheid, liefde, dat wordt voorgesteld als eene offerande, die op een altaar wordt ontstoken of nedergelegd. (WNT)

[12] Om gonst: om een gunst te verwerven.

Sonnet 141 II

[1] Maria de Medicis: Het bezoek van Maria de Medici aan Amsterdam in 1638 heeft meer dichters, bijvoorbeeld Vondel en Tesselscha, en schilders (bijvoorbeeld Rubens) geïnspireerd. In dit gedicht wordt gezwegen over de penibele situatie waarin Maria de Medicis zich bevond. Zij was naar de Republiek gekomen om de hulp van de Staten in te roepen bij een conflict tussen haar en haar zoon. Het bezoek heeft evenwel niet het gewenste resultaat gehad. Zie: http://www.dbnl.org/tekst/viss002gedi01/viss002gedi01_036.htm

[2] Fama: personificatie van de roem en de geruchten.

[3] Peer’le van drie throonen: Maria was de dochter van Johanna, aartshertogin van Oostenrijk, en Frans II, groothertog van Toscane en is getrouwd met Hendrik IV van Bourbon, koning van Frankrijk. Zie: http://www.dbnl.org/tekst/viss002gedi01/viss002gedi01_036.htm

[4] Ree: kust of gracht, Reede (II): 1) Plaats op korten afstand van de kust waar schepen veilig voor anker kunnen gaan; ligplaats voor schepen vóór een haven of op een plaats waar geen haven is. Of: Rei (II): 5) Gracht, bepaaldelijk stadsgracht. Ook in ruimere toepassing voor: beekje, riool en waterloop in het alg. (WNT).
Met name de laatste toepassing lijkt waarschijnlijk aangezien ter vergroting van de feestvreugde in 1638 in de poort op de Varkenssluis een ‘stomme vertoning’ opgesteld werd, waar Maria de Medicis als Berecynthia (of Cybele) werd voorgesteld. Misschien dat dit gedicht met name deze vertoning betreft. 

Vertoning in de poort op de Varkensluis van Maria de Medicis als Berecynthia op haar wagen. Uit D.P. Snoep, Praal en propaganda, Triumfalia in de Noordelijke Nederlanden in de 16de en 17de eeuw. Alphen aan den Rijn, 1975, p. 51. Zie ook: http://www.dbnl.org/tekst/viss002gedi01/viss002gedi01_036.htm

[5] Iupijn: Jupiter, Romeinse oppergod en god van de donder.

Sonnet 142 I

[1] Ons heere: hedentendaags een zuidelijke uitdrukking en dus gerelateerd aan het katholieke geloof (vgl. onze lieve heer). Of Ons Heere in de zeventiende eeuw een katholieke uitdrukking was, is niet bekend.

[2] Lam: Lam (I): 1) c) Als symbolische benaming voor den Zaligmaker, o. a. in de verbinding het lam Gods. Reeds in het N. T. komt Christus onder dezen naam voor, in de Openb. wordt hij in de gedaante van een lam voorgesteld; sedert zijn deze naam en deze voorstelling, de laatste ook in de beeldende kunst, zeer gewoon, inzonderheid in de katholieke kerk. (WNT) || In het boek van de Openbaring wordt Jezus vaak voorgesteld als een lam, als geslacht staande voor de troon van God.  Zo wordt het begrijpelijk, dat het aramese woord "talja", waarmee de Doper "dienaar" bedoelde, maar dat ook "lam" kon betekenen, in de Griekse bijbel dan ook met "lam" vertaald werd. Zie: http://www.abdijkaarsen.nl/preek040103.html

[3] Afgekome: neergedaald, Afkomen: B) Af in den zin van naar beneden. 1) Eigenlijk. Naar beneden komen; 2) Figuurlijk. Van het hoogere, of hetgeen figuurlijk hooger gerekend wordt, tot het lagere komen. (WNT)

[4] Mensheijt: een menselijk lichaam, Menschheid: 1) De hoedanigheid van mensch te zijn, de menschelijke natuur. (WNT)

[5] Slechter: eenvoudiger, slecht (I): 1) c) Met geen hoedanigheden boven de nederige die het znw. doet veronderstellen; gewoon, gemeen. (WNT)

[6] Knaep: knecht, Knaap: 5) dienaar, bediende, knecht, ondergeschikte. (WNT)

[7] Doeckies: luier- of lendendoeken, doek: 1) c) Luier. of (bij wijze van grap): 7) Als zinnebeeld voor het vrouwelijk geslacht en vervolgens: het vrouwelijk geslacht, de vrouw. Veel gebezigd door Cats. (WNT)

[8] Pack: lichamelijkheid, Pak (I): c) In toepassing op 's menschen stoffelijk omhulsel, dat hij op aarde rond te dragen heeft. || Mijn geest ontslaeghen van 't sterffelijck pack Leeft in gemack, HOOFT. (WNT)

[9] Krib: het kerstverhaal, Krib: (Metonymisch) (het verhaal van) Jezus' geboorte. (WNT)

Sonnet 142 II

[1] Voegen: hete aaneenmaken van de planken van een schip.

[2] Vernust: moet zijn: vernuft.

[3] Toegerede: afgerichte, oftewel, vervaardigde.

[4] Onbeschofte: onbehouwen, onbeholpen, Onbeschoft: 2) Van zaken. Lomp, grof, wat vorm of uiterlijke gedaante betreft; onbehouwen, of wel, onmanierlijk groot. (WNT)

[5] Gekriel: gedonder, Gekriel: Dichterlijk: krijgsgekriel („In 't midden van het krijgsgekriel", HOOFT, Ged. 1, 336). (WNT)

Sonnet 145 I

[1] J.H. Krul: Noord-Nederlands dichter (Amsterdam 1601 of 1602-ald. begraven 11.4.1646). Werkte zich op tot makelaar en werd daarna boekverkoper (1645). Hij gaf leiding aan de Amsterdamse rederijkerskamer de Eglantier en hij richtte in 1634 de Musijck-Kamer op. Van zijn hand zijn vijf werkjes verschenen, waaronder in 1639 de Minnespiegel ter deughden.

[2] Min toetsers: zij (de lieve jeugd) die de (zinnelijke) liefde beproeven.

[3] Druckt: Drucken: 2) bedwingen.

[4] Wesen: Wesen: 2) Wezen, gesteldheid, aard, natuur, eigenschap. 6) Stoffelijkheid (slaat misschien op min).

[5] Geglaesde glants: met glas- of spiegelachtige glans. Ongeglaset: (-geglaest), bnw. Zonder (spiegel)glas. Associaties met misleiding, ijdelheid en bedrog.

[6] Raen: raden, oftewel leiden.

[7] Hoofsche: In de zeventiende eeuw betekent hoofs niet meer ‘welopgevoed’ en ‘beschaafd’, maar als gevolg van de teloorgang van de adelstand en de opkomst van de burgerij, betekent het ‘frivool’ en ‘onzedig’.

[8] Pesen: boogpees. Dit verwijst waarschijnlijk naar een eerder werk van Krul, Minnelycke Sangh-rympies (1634), waarin hij D'Engelsche Kloke Dauns bewerkt: In een Ick had voor desen (so doen ick noch) / Genomen vastlyck voor, / Cupidoos pesen en schalck be-drogh / Te geven geen gehoor.

[9] Arete: In de Ilias en de Odyssee een eigenschap van nobelheid, volgens Homerus ingegeven door goden. Via de Pleiade-dichters en in het Hollandse burgerlijke en geïndividualiseerde milieu is areté ‘deugd’ geworden. Hier als personificatie.

[10] Suijgen: Sugen: 1) Zuigen, met een levend wezen als ondw., in het bijzonder aan eene moederborst. Dus, de liefde zoogt de deugd?

[11] Onbedachte: onbezonnen.

Sonnet 145 II

[1] Bekend is wel m.b.t. de handel op West-Indië en Afrika (en waarschijnlijk het slaventransport) ene Balthazar de Moucheron uit Veere, mede-oprichter van de V.O.C. Zie: http://www.xs4all.nl/~touwslag/balth.htm

[2] Advocaat-fiscaal: een functie vergelijkbaar met de huidige openbare aanklager, oftewel officier van justitie.

[3] schulp gegroeyde: met schelpen begroeide.

[4] Paelde: van palen voorziene.

[5] Schut: zeewering.

[6] Tempeest: Tempeest: Boos, slecht of onstuimig weer. (WNT)

[7] Prijkelste: het grootste gevaar.

[8] Als: zoals.

Sonnet 146 I

[1] Tuijgen: tugen: II. Trans. — 1) Een getuigenis of eene verklaring in rechte afleggen aangaande iets, getuigen. Oftewel: ‘kom voor mij getuigen’.

[2] Zuijgen: wellicht een verwijzing naar het ‘zuijgen’ uit de leeuwenschonken van de schonkencyclus.

[3] Buijge: bugen: 3) Nijgen, eene buiging maken; overdr. zich schikken, onderwerpen.

Sonnet 146 II

[1] Allardus Kock: deze naam levert op het internet en de dbnl-site geen interessante resultaten op. Maar aangezien hij een kenspreuk heeft - 'Koockt smaeck-lijck' - zou het wel een rederijker kunnen zijn.

[2] Raem: Raem (I): 3) Het beramen, overleggen, vooruit gereedmaken van iets.

[3] Oirbaer: Orbare: 3) Nut of voordeel dat uit eene zaak voortvloeit of van iemand uitgaat, goed of heilrijk gevolg of uitkomst.

[4] De godin fama werd wel eens voorgesteld als rijdend op een strijdwagen.

[5] Widt: doelwit.

[6] Vermidts: Vermits: II. Voegw. — Van grond, daar, dewijl; ndl. Vermits. (WNT)

[7] Werelds: aards, niets geestelijk.

Sonnet 147 I

[1] Tuijgen: getuigen van, tuigen (I): 6) Laten zien, toonen (WNT).

[2] Afgerecht: een uitdrukking die ook in Hoofts schonkenvers wordt gebruikt.

[3] Midts: mids: 2) Als, indien, ingeval.

[4] Genoot: genoot: Van den praet. stam van genieten, de vruchten plukken, de inkomsten gebruiken van iets.

[5] Bespreurt: bespeurd, 6) Waarnemen, opmerken (WNT).

[6] Cresus: koning van het oude koninkrijk Lydia - Homeros noemde het Maeonia.(560-546). Tijdens zijn veroveringen vergaarde hij een ontzaglijke rijkdom aan oorlogsbuit. Zie ook: http://reispas.bravepages.com/wtrhis04.html.  Cresus wordt in de zestiende-eeuwse literatuur steeds in verband gebracht met zijn schatten en rijkdom, veelal in tegenstelling met onbetaalbare verheven doelen: "zelfs voor Cresus’ schat zou ik niet…." Een opvallende bron qua jaartal is Matthijs de Casteleins De const van rhetoriken (Gent, 1555). Verscheidene vindplaatsen. http://www.dbnl.org/tekst/cast005cons01/index.htm

Sonnet 147 II

[1] Soo veer: zo ver.

[2] Raem: poog, Ramen (I): 1) Op een doel richten, mikken (WNT).

Sonnet 148 I

[1] Even: eender, even (I): B. 5) In gelijke mate (WNT).

[2] Stuer: akelig, stuur: (stuyr, sture), 4) Onaangenaam, akelig, naar, van al wat de zinnen onaangenaam aandoet; van het weder, guur, ongunstig.

[3] Slimmer: erger, slim: 2) Verkeerd, slecht, erg.

[4] Kling: zwaard.

Sonnet 148 II

[1] G. Questiers: Geertruijd Questiers, wellicht een zuster van de dichteres Catharina Questiers, 21 november 1631 (Amsterdam) - januari 1669? Catharina was dochter van Salomon Davidsz. Questiers, loodgieter, toneeldichter en lid van de Duytse Academie. Haar broer David schreef ook gedichten. Behalve in het dichten, ook in allerlei andere kunsten bedreven, zoals tekenen, graveren op hout, koper en glas, boetseren en borduren. In de Warmoesstraat, waar zij woonde, had zij een `konstkamer' waar zij haar eigen werk en haar verzamelingen penningen en schelpen tentoonstelde. Haar lof werd door tijdgenoten, onder wie Vondel, Huygens, Jan Vos, Oudaen en Blasius (met wie zij zeer bevriend was) gezongen, en veel bekende kunstenaars schreven en tekenden in haar `Stamboeck'. Schreef tussen 1655 en 1665 vier werken. http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php3?id=ques002 

[2] Hart Pastay: Hartepastei: Pastei van harte- of hertevleesch. — Zegsw. De hartepastei staat in 't midden, waarmede een gastheer te kennen geeft, dat hetgeen hij voor kan zetten wel is waar „weinig" is, maar „uit een goed hart" wordt aangeboden. "Verstaat dit boertig niet midden op de tafel, maar midden in de borst. Doch vrienden moeten 't goede hert van den onthaalder aanzien".

[3] Lonck: blik, Lonk (I): 2) Korte vriendelijke, soms zijdelingsche, blik dien men iemand toewerpt; vooral een verliefde of verlokkende blik (WNT).

[4] Mathans: Mathan is een achternaam afkomstig uit Frankrijk. Op internet zijn geen Amsterdamse Mathans bekend.

[5] Echte: huwelijk.

[6] Verlient: verleent, verlenen: (verleenen, verleinen, verlienen), 1) Te leen geven, leenen.

[7] Harsse: hersenen: D'uitgetoge harssen, VONDEL 2, 507 (verg. herssen, 1, 744; harssenen, 3, 564; herssens, 11, 461).

[8] Scharsse: grappen of brassen, Scharssen (I). Zie Schertsen. Of: Scharsen (II). Zie Scharren: 3) Met een snelle beweging naar zich toe halen, grissen, graaien (WNT)

Sonnet 149 I

[1] Emilia: Zie http://www.nautiek.nl/Marine/Schepen/Aemilia.htm. Het frgat Aemilia is in 1637 in Rotterdam en was M.H. Tromps vlaggenschip.

[2] M.H. Tromp: Maarten Harpertszoon Tromp, (1598, Brielle – 1653, Terheide), één van Hollands beroemdste zeehelden. Tromp is 24 jaar als hij kapitein wordt. Vijftien jaar later is hij luitenant-admiraal en bevelhebber van een vloot. In 1639 verslaat hij de Tweede Spaanse Armada, de 'Onzinkbare', bij het Engelse Duins. Hierdoor is de Spaanse macht in de Europese wateren definitief gebroken.

[3] Bekloncken: aangelegd?, Beklinken: B. Vast maken (WNT).

[4] Poort van neerlants heijl: (figuurlijk) voorwaarde voor Nederlands Geluk, Poort (I): De poort des heils, aanhaling uit de Psalmen, eigenlijk de toegang tot het allerheiligste in den tempel. Of: Poort (II): 2) havenstad (WNT).

[5] Deelt: verleent, Deelen: 8) toedeelen, verleenen. (WNT).

[6] Tranterend: tranterende, schommelende, Tranten: 1) drentelen, slenteren, kuieren, wandelen. Met betr. tot een publieke vrouw: „tippelen" (WNT).

[7] Tromp’s: bazuinen, Trompe: (trumpe, trumppe), Trompet, ook trompetje voor kleine kinderen, en bazuin.

[8] Solf’rich: zwavelig, Sulfer (sulpher, solfer, sulver, solver), Van lat. sulfur (sulphur); Zwavel.

[9] Leen: macht, Leen: 3) Leen komt evenals in het Mhd. voor in verschillende figuurlijke opvattingen, en wel in den zin van a) — Macht, vermogen, welke zich uit die van ambtsbevoegdheid ontwikkelt.

[10] Spangien: Spanje

[11] Aers’lings: terugdeinzend, aarzelings: In de richting van den aars, dus Achterwaarts, achteruit, ruggelings, terug (WNT).

[12] Duijns: Aemilia verwierf grootste bekendheid bij de slag bij Duins op 21 oktober 1639.

[13] Thooren: toorn, Thooren (I): 1) Hevige woede, kwaadheid (WNT).

Sonnet 149 II

[1] Zoetvloeyende: welklinkende, Zoetvloeiende: (Bnw.) Met een welluidende taal en elegant verloop, ook van auteurs met een elegante schrijfstijl. Uitermate positieve waardering i.t.t. ‘gemakkelijk’ zoals in Weijermars, 2003, a. 4, r. 2 beweerd wordt.

[2] J.J. Schipper: Jan Jacobsz. Schipper, geb. te Amst. omstreeks 1618, werd er 28 Oct. 1637 in het boekverkoopersgilde opgenomen als geboren poorter en was ald. een vermaard uitgever, o.a. der werken van Cats. Zijne gedichten vindt men verspreid vóór de werken zijner tijdgenooten, vooral der door hem uitgegevene, en voor het tooneel schreef hij: Ariane, trsp., Amst. 1644; Onvergelijkelijke Ariane, of verloste kuysheyt uyt Romen, aldaar 1646 e.a. In Bloemkrans van verscheidene gedichten, Amst. 1659, gaf hij twee stukken: "Opwekking der stad Amsterdam tot het inhalen der koninginne van Groot-Brittanje" en "De Nieuwe Antichrist". Ook bekend onder de naam Jan Jansz. Schipper: wordt onder de toneeldichters van dien tijd gerekend; zowel zijn toneelstukken (Zie: Catalogus der Tooneelsp. van W. Henskes, No. 60), als zijn in onderscheiden dichtbundels verspreide verzen onderscheiden zich in niets van die zijner gelijktijdige middelmatige kunstgenoten. http://www.dbnl.org/tekst/bran038biog01/bran038biog01_3652.htm

[3] Onversienste: onverwachte, Onversiens: Onvoorziens, onverwachts, onverhoeds.

[4] Verschoont: ontzien, Verschonen: 3) Met verschooning of consideratie behandelen, verschoonen, verontschuldigen; ook sparen, van iets vrijstellen, iem. Ontzien.

[5] Slechte: Slecht: 8) Gering, waardeloos, weinig waard.

[6] Kluijse: onderkomen, Cluse: Kluis, het eenzame en afgezonderde verblijf eens kluizenaars, kluizenaarshut, monnikskluis.

[7] Treckt dat noijt in u gemoet: Laat dat niet je mening beïnvloeden.

[8] Weckt: aanwakkert, Wecken: — f) Aansporen, opwekken, prikkelen.

Sonnet 150 II

[1] Geelehant: onbekende naam. In 1682 is ene Nicolaas Geelhand lid van de rooms-katholieke kerk van Amsterdam.

[2] Speelnootschap: als getuige optreden bij een huwelijk; misschien ook: vrijerij? Het is niet duidelijk of Geelehant alleen maar als getuige is opgetreden bij de in het gedicht genoemde zes huwelijken of ook gedongen heeft naar de hand van de genoemden. 

[3] Muylert: de bruid van het eerste huwelijk?

[4] Juno: zus en vrouw van Zeus, oppergodin, tevens beschermvrouwe van huis en haard en het huwelijk.

[5] Reeckx: de aan haar (Juno) toegewijden, oftewel de gehuwden.

[6] Groen: de bruid van het tweede huwelijk?

[7] Akerboom: de bruid van het derde huwelijk?

[8] D'Assart: de bruid van het vierde huwelijk?

[9] Aurora: personificatie van de zonsopgang.

[10] Poort: de bruid van het vijfde huwelijk?

[11] Compas: de bruid van het zesde huwelijk? Bij de bruiloftsdichten zijn gedichten op twee dames Compas opgenomen.

[12] Peijlen: vinden (refererend aan Cupido’s pijlen), Peilen: 2 door middel van een peiltoestel de plaats bepalen van.

[13] Oogent: ziende, Oogen: 2) De oogen richten op, staren naar, turen op.

Sonnet 151 I

[1] Herstelt: tot bedaren gekomen, Herstellen: 6) (van personen) zijn bedaardheid herwinnen.

[2] Sinne koor: het koor der zintuigen; lichamelijke verleiding.

[3] Ghewelt: overmeestering, Geweld: - Met geweld, met alle, met dolle geweld iets verlangen, willen, iets volstrekt verlangen (WNT).

[4] Roeijde: woelde om, Roeien (I): 3) Omhalen, dooreenwerpen, het onderste boven gooien (WNT).

[5] Verwon: voor zich won, verwinnen: 2) overtuigen.

[6] Negental: de negen muzen. Vergelijking met het Sinne koor.

[7] Treckt: verlokt, trekken: 17) aantrekken, iemands hart, zinnen trekken (vgl. het sinne koor en de muzen)

[8] Lusthoff: lusthof: 1) voor genoegen aangelegde en onderhouden tuin; 2) (fig.) mooi, bekoorlijk oord. Lusthuis: o.a. bordeel.

[9] Streckt: verstrekt? strekken: (onoverg.) strekken tot, de dienst doen van.

[10] Meugen: bevallen, Mogen: 4) van iets houden (WNT).

Sonnet 151 II

[1] Harst: Harst (I): 1) Een stuk vleesch dat gebraden (geharst) is of dat geschikt of bestemd is om gebraden (geharst) te worden, — Iemand op de harst noodigen; dit had plaats in de slacht (WNT). Als Joost van den Vondel wordt bedoeld, is hij hier 62 jaar oud.

[2] Neef: vriend, Neef 4) Oneigenlijk als vriendschappelijke term om iemand aan te spreken tot wien men in geenerlei familiebetrekking staat (WNT).

[3] Versturven: afgezonderd, kwijnend, versterven: 2) Van oorspronkelijk levend organisme: kwijnend, ziek. 8) Afgekeerd van wereldsche genoegens, afgetrokken van de wereld, de zinnelijke lusten onderdrukt hebbend. a) Van pers.: inz. in de verb. van de wereld verstorven (WNT).

[4] Schier: bijna, Schier: II. 30 Nagenoeg, bijna.

[5] Slaapt alleen: vgl. versturven: de neef is gestorven en 'slaapt' alleen, of ziet af van aardse genoegens en gaat niet meer met de spreker naar bed.

[6] Verschoont: (imp.) excuseert, verschonen: 3) (form.) niet kwalijk nemen, syn. Verontschuldigen.

[7] Gesedt: bedaard, Gezet: 2) tot stilstand, tot rust komen. Bedaard, bezadigd, kalm (WNT).

[8] Cozijn: vriend, Kozijn (II): 2) Als term om iemand van wien men geen familie is gemeenzaam aan te spreken. (WNT).

Sonnet 152 I

[1] Orgel: muziekinstrument, Orgel: 1) Muziekinstrument in 't algemeen, c) Fig., in toepassing op de stem van menschen en vogels. || Hij zingt gelijk een orgel, DE BO. (WNT).

[2] Orpheus: Orpheus: oudste mythische zanger en dichter van Griekenland, die met zijn lier zelfs de onbezielde natuur bewoog. Hij wist zelfs Hades, Persephone en de schimmen van de onderwereld zo te roeren dat Eurydice hem naar boven mocht volgen. Hoewel Orpheus geen bekende connotaties met bergen heeft, wordt waarschijnlijk de Parnassus, een aan Apollo en de muzen gewijde berg bij Delphi, bedoeld.

[3] Gorgel: keel, Gorgel: 1) strottehoofd.

[4] Dwergh: klein mens, Dwerg: 2) onnatuurlijk klein mens.Weinig complimenteuze benaming van de bruid. Wellicht is de tegenstelling van de reusachtige leeuw en de kleine Margriet bedoeld.

[5] Branden: verteerd worden van liefde, Branden: b) In bijzondere toepassing op de liefde, — Ook in absoluut gebruik. || Brandende Bruydegom ... Siet hier u suyv're Bruydt, BREDERO 3, 306 (WNT).

[6] Meulen: molen, Meulen (I) (WNT)..

[7] Nu (…) mensch: Leeuw maalt van de mens Margrietje een engel.

[8] Gedije: voorspoed, gedijen: 1) Van personen. Voorspoed hebben.(WNT).

Sonnet 152 II

[1] Wesop: Weesp, waar Seep tussen 1652 en 1654 is gaan wonen. Uit vs. 9 lijkt te kunnen worden opgemaakt dat Seep hier nu (1652) woont en wellicht een leidinggevende functie vervult.

[2] Graft: Gracht, Gracht (WNT).

[3] Scherpen: behoeden, Scherpen: 6) Scherpzinniger of fijner van waarneming maken. (WNT).

[4] Lou-en-graft: er bestaat nu geen gracht met vergelijkbare naam in Amsterdam of omstreken. Wellicht is het een woordspeling op — Lof (en eer) zeggen, Om U te Saamen dan te seggen Lov en Eer (Simeon tot God), CROUS (WNT). Graft verlaat de lof en de gracht van Amsterdam.

[5] Adder: venijnig persoon, Adder: 1) - Als zinnebeeld van een gevaarlijk en verraderlijk kwaad (fig.).

[6] Ontsnipte: ontsnapte.

[7] Godts (…) egipte: de reis van Mozes en zijn volk uit de Egyptische slavernij naar het beloofde land (Israël) (In: Exodus).

[8] Heyr: volk, Heir: 2) Troep (van menschen, dieren, wagens enz.) (WNT).

[9] Toegevoegt: hulp geboden, Toevoegen (I): — Het toevoegen geschiedt door God, de fortuin, het noodlot en derg. 5) Iemand of iets bij een persoon of zaak voegen tot steun of versterking. (WNT).

[10] Nieuwe graft: Weesp kent veel dezelfde grachtennamen als Amsterdam ,echter geen ‘Nieuwe gracht’.

Sonnet 153 I

[1] Symon de Vlieger: kunstschilder bekend om zijn wolkenluchten (1601, Rotterdam - 1653, Weesp). Tevens tekenaar, graveerder en tapijtontwerper. Leerling van Willem van de Velde. Woonde in Delft tussen 1634 en 1638. http://www.xs4all.nl/~kalden/dart/d-a-vlieger.htm

[2] Panneel: houten blad, Paneel: 4) houten blad waarop men schildert. (Van Dale) Symon de Vlieger schildert inderdaad veel olieverf op hout.

[3] Spreijt: trekt, Spreiden: 2) Over een groot oppervlak of een groote ruimte uitstrooien, verspreiden, verbreiden; waarschijnlijk m.b.t. zijn verhuizen naar Delft en Weesp vanuit Rotterdam (WNT).

[4] Vard’: diep, var (II) — In den vorm varde, ver (WNT).

[5] Daer (…) leest: personificatie (Charon?): wanneer de Vlieger strandt, sterft, krijgt hij dit sonnet te lezen.

[6] Werpt (…) aen: Aanwerpen: aanspoelen.

[7] Soeckt: tracht, Zoeken: 9) Vand.: pogingen in het werk stellen het in de inf.-constr. genoemde tot stand te brengen, te bewerkstelligen; trachten, pogen, probeeren. (WNT).

[8] Te waerder: meer waard.

[9] Penseel: (metonym) schilertalent. 

Sonnet 153 II

[1] In Februari 1653 verliest Tromp de Driedaagse Zeeslag in het Kanaal tegen Blake. Hij weet de vloot te redden door een ingenieuze terugtocht. Engeland beheerst vanaf dat moment de wereldzee. http://www.kempeneers-genealogy.nl/HTM/historie.htm

[2] Hoofden: Op 8 oktober 1652 vond de Slag bij de Hoofden (Nauw van Calais) plaats. Admiraal de Wit werd daar jammerlijk verslagen. Hoofd: 12) ver in zee uitstekende waterkering.

[3] Blakert: branden, Blakeren: 1) de oppervlakte branden.

[4] Blaeck: Admiraal Robert Blake (1599 - 1657), één van Oliver Cromwells belangrijkste legeraanvoerders gedurende de Commonwealth-periode in Engeland. http://www.wikipedia.org/wiki/Admiral_Robert_Blake

[5] Lelieveld: Frankrijk, refererend aan het wapen van de Franse koning.

[6] Land van de rode rozen: Engeland, refererend aan de Rozenoorlog (1455 – 1485) tussen de Heren van Lancaster en York, die beiden een roos in hun wapenschild voeren.

[7] Klaeuw: macht, Klauw: (fig.) grijpvinger van de mens als heb- en heerszuchtig wezen, in zijn klauwen: in zijn macht hebben.

[8] Lant: i.t.t. Engeland: het continent.

[9] Cartouwen: scheepsgeschut, Kartouw: 1) Eigenlijk. De naam van een soort van vuurmond (WNT).

[10] Karel: Karel I van Engeland (1600-1649), tweede monarch in het Huis Stuart.

[11] Voor: voor Blake uit, m.b.t. Tromps ontsnapping.

[12] In … gelaan: tot spijt van de vijand geladen met macht.

Sonnet 154 II

[1] Luther vertaling (Ex. 20:12): Gij zult uwen vader en uwe moeder eren, opdat gij lang leeft in het land, hetwelk de Heer, uw God, u geeft. Het gebod verschilt in constructie duidelijk van die uit de Staten- en de Leidsche vertaling. http://bijbel.opurk.nl

[2] Neijgt: (imp.) buigt, Neigen: 2) Overhellen tot een gevoelen, een denkwijze, een stemming. (WNT).

[3] Schout: (imp.) schuwt.

[4] Oneer’lyck: 2) Eerlijk in den zin van: zedig, kuisch. Onkuisch. a) Van personen; b) Van zaken. (WNT)

[5] Geval: 3) Ten of te gevalle van iemand, of iemand (3de nv.) ten gevalle, in denzelfden zin gebezigd als ter wille van iemand, hetzij: om te voldoen aan zijn welbehagen, om hem genoegen te geven, hetzij: te zijnen behoeve, ten dienste van hem. (WNT).

[6] Mijn kroost: gericht aan zijn eigen vier kinderen.