Secundaire literatuur over Claas Seep

 

1639-01

M.G. Tengnagel. Amsterdamsche lindebladen. 1639.

** In het gedicht St. Nicolaes Milde Gaven Aen d’Amstelse Jonckheyt komen de volgende regels voor:

Claesje met jou gouwe Wagen

Daer de Ziep ton op emaelt,

Heer wat hebt ghy last te draghen

Door het springen van jou naelt.

Doch je bent noch al voorsichtich

Dat Je nimmermeer en rijt,

Sonder merrh die niet schichtich

Noch niet after uyt en smijt.

Anders souw het jonge leven

Dat jou lieve moer soo dick

Heeft gecoestert lichtlijck sneven

In een hippolitus strick.

*** NNBW; Tengnagel, ed. Oversteegen..

 

1640-01

[M.G. Tengnagel]. Nieuwe kluchtighe Amsterdamsche mane-schyn, met het quartier der selver. 1640.

*** Te Winkel.

 

1658-01

R. Anslo. ’De bruiloft van Nikolaas Seep en Elizabeth Sloot, te Weesp, den 22 van Grasmaand 1646, vereenigt’, in: Apollos harp bestaande in Nederduytsche mengelrymen van byzondere stoffen / van C. Huygens, J. v. Vondel, J. Westerbaan, J. vander Burgh, R. Anslo, J. Dekker, J. Vos, &c. By een verzamelt door N.H.A.I.M. t' Amsterdam : by Jan Hendriksz. en Jan Rieuwertsz. (Drukker: Boom, Jan Hendricksz Amsterdam; Rieuwertsz, Jan I Amsterdam), 1658.

in-8.

* UBA: 439 G 25.

** N.H.A.I.M is Geeraert Brandt. Drukkersmerk, motto: Virtus Nescia Vinci.

Op p.289 (/ folium T) staat een gedicht van R. Anslo op de bruiloft van Claas Seep en Elizabeth Sloot. Ik heb twee strofen eruit gehaald (van p.290 en 291), waar informatie in staat die mogelijk van pas kan komen:

De bruiloft van den E. Bruydegom

Nikolaas Seep, en zijne E. Bruidt

Elizabeth Sloot.

Te Weesp, den 22 van Grasmaandt, 1646 vereenigt. [grasmaand = april]

[…]

[…] Vijf jaar is ’t geleden,

Dat Venus door de lucht quam door het Gooy gereden,

Op hare wagenwolk, om strijdig ongelijk

En haat en vyandschap te weeren uyt haar rijk.

Toen vloeyde naar de Vecht, om ’t jaargetij te vieren,

Al wat de Min begeert van zoete jofferdieren;

Gy mede nikolaas wert, nergens van bewust,

Getrokken derwaarts heen van heeten minnelust.

[…]

De Vecht- en Amstelstroom, twee gladde Vlietgodinnen,

Gemengelt onder een, en op een zelfde stont

Twee steden met een pijl getroffen en gewondt.

Hier wordt Elizabeth, van Venus hertebrander,

Een Hero by de Vecht, een Noordtstar van Leander,

Leander is Niklaas, die in het ingewandt

Doorstraalt wort van zijn zon met een onzichtbren [sic] brant

[…]

Uit deze strofen is op te maken dat Claas en Elizabeth elkaar in 1641 ontmoet hebben. Anslo verwijst naar het Gooi, waar Elizabeth waarschijnlijk vandaan kwam. Preciezer nog: het zal een plaats aan de Vecht geweest zijn. Mogelijk is het noemen van de ‘Amstelstroom’ een verwijzing naar het feit dat Claas Seep uit Amsterdam kwam, of daar in ieder geval (in 1641...?) woonde. Wie weet zijn Claas en Elizabeth naar Weesp verhuisd, aangezien zij hier in het huwelijk getreden zijn. Maar dan zou in ieder geval Claas later weer verhuisd zijn naar Amsterdam, aangezien hij hier op 20 januari 1670 in de Nieuwe Kerk begraven is. [DBNL: http://www.dbnl.org/tekst/bran038biog01/bran038biog01_3701.htm].

[Anslo schreef tevens een bruiloftsgedicht voor ‘Joan Vreelandt trouwende met Mejoffer Kornelia Rodenborg den xxvi in Sprokkel, 1647.’]

*** Frederiks-Van den Branden; NNBW.

 

1669-01

G. van Ingen. Den simpelen Thersites, sigh weder vertoonende in eenige blaeuvve boeckjens, genoemt Seep-balletjen ende Was-lichtjen, ofte Weder-antwoordt aen de heer Jacob Westerbaen. Z.p. 1669. 50, [2] p.

* NCC.

** Toespeling in de titel op Seep???

*** Knuttel 9779.

 

18..

W.J. Hofdijk. Geschiedenis der letterkunde.

** Opmerking over Ansloo’s trouwdicht op Seep.

*** Frederiks-Van den Branden.

 

18..

J.H.W. Unger. Het album amicorum Jacob Heyblocq. In: Oud-Holland II, 26-32.

*** Te Winkel I, 524.

 

1888-1891-01

J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden. Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde. 2eomgewerkte dr. Amsterdam [1888-1891]:

http://www.dbnl.org/tekst/bran038biog01/bran038biog01_3701.htm 

Seep (Claas) was apotheker te Amsterdam, behoorde tot de Doopsgezinden aldaar en is er 20 Jan. 1670 in de Nieuwe kerk begraven.

Zijne dichtwerk is in Apollo's Harp en dgl. bundels, ook in Heiblocq's Farago, gedrukt en van zeer bescheiden waarde. Mattheus Gansneb Tengnagel maakte een zijner eigenaardige toespelingen op hem in Het laetste Quartier der Amsterd. Mane Schijn, en niet minder eigenaardig is Hofdijk's oordeel in zijne Gesch. der Lett. over Ansloo's trouwdicht op zijn echt met Elisabeth Sloot, (te Weesp voltrokken in 1646); van deze massa godenleer zal althans de bruid weinig begrepen hebben, doch aan deze vermeldingen dankt Seep misschien zijne, schoon weinige, bekendheid.

 

1894-01

G. Morre. Jan Hermansz. Krul. 1894, p. 74.

 

1921-01

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. O.r.v. P.C. Molhuysen, P.J. Blok e.a. Dl. 5. Leiden: A.W. Sijthoff’s Uitgevers-Maatschappij, 1921, p. 716.

Seep (Claes) of Zeep, dichter uit het midden der 17de eeuw. Poezie van hem treft men onder meer aan in de liedboekjes Clioos Cytter; ook een puntdicht in het vriendenalbum van den rector Jacob Heyblocq. Hij woonde blijkbaar te Amsterdam en hoorde daar tot de "Bendt der dighteren" die onder leiding van den herbergier Jan Soet in de Soete Rust bijeenkwam om zich in de dichtkunst te oefenen. De bekende bundel Parnassus aan ‘t IJ, of Konst-schoole ter deugd (Amst. 1663, p.3) heft Seep’s dichterlijk antwoord op de eerst gestelde vraag, een gedichtje onderteekend met de spreuk; "Ick leef in de bladeren." Misschien was hij ook lid van Krul’s Amsteldamsche Musyckkamer, bekend met hem was hij zeker. [Noot: G. Morre, J.H. Krul, 1894, p. 74]. In Tengnagel’s dichterslijst (Amsterdamsche Lindebladen, Amst. 1639) wordt ook Seep vermeld. Heeft misschien op hem betrekking het gedicht R. Anslo, De bruiloft van Nikolaas Seep en Elizabeth Sloot, te Weesp, den 22 van Grasmaand 1646, vereenigt (in: Apollos Harp, Amst. 1658, p. 289)?

 

1923-01

J. te Winkel. Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. 2e dr. Dl. I. Haarlem 1923.

http://www.dbnl.org/tekst/wink002ontw03/wink002ontw03_029.htm 

De muziekkamer van Jan Hermansz. Krul.

p. 429-430:

[…]

Wie leden van die Muziekkamer zijn geweest, weten wij niet, maar wij zullen wel niet al te ver van de waarheid zijn, als wij daarvoor al die dichters houden, die lofdichten op Krul hebben gemaakt, en dat waren Mr. Jacob Dielefsz. Block, Simon Engelbrecht, de tooneeldichters Jan Schipper en Jan van Arp, die onder vele andere tooneelstukken ook in 1639 als vervolg op

[p. 430]

Krul's ‘Klucht van Drooghe Goosen’ een ‘Singende klucht van Droncke Goosen’ 1) schreef, drie zoons van Dr Johan Fonteyn, namelijk Barend, Nicolaes en Anthoni Fonteyn, en verder nog Claes Seep en Cornelis Vlack, van welke beide laatsten ons eenige versjes uit liedboekjes bekend zijn. […]

http://www.dbnl.org/tekst/wink002ontw03/wink002ontw03_036.htm 

Andere vrienden en navolgers van Huygens.

p. 527:

[…]

Ofschoon als dichter hoogst middelmatig, als mensen rusteloos en vechtlustig, wist hij zich toch door eene geheele dichtbent als ‘hooftpoëet’ te doen erkennen. De erbarmelijke vruchten van den dichtarbeid der negentien leden, waaruit die kring in 1663 bestond, zagen in dat jaar het licht onder den titel ‘Parnassus aan 't IJ of Konstschoole ter deugd ten huyse en onder 't beleyd van Jan Zoet’. Den 11den Januari 1674 is Jan Zoet overleden, zeker tot zijne eigene verbazing en teleurstelling, want hij had geleefd in de vaste overtuiging, dat hij niet zou sterven, maar de komst van Christus en het duizendjarig rijk zou beleven, wat menig spotdichtje, vooral na zijn dood, heeft uitgelokt.

Van zijne bentgenooten noem ik alleen den door hem zelf gelauwerden Tewis Dircksz. Blok, Claes Seep, […]

 

1952-01

K. ter Laan. Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid. 2e, verm. dr. met medewerking voor België van L. Roelants. ’s-Gravenhage enz. 1952.

p. 476-477:

Seep, Claes -, apotheker te Amsterdam, Doopsgezind dichter; verzen in Olipodrigo, 1654; behoorde tot de kring van Jan Soet. Ook verzen in Parnassus aan ’t Y, 1663; in Apollo’s Harp, in Clioos cytter, 1663; in Utrechts Zang-Prieeltjen enz.; + 1671.

 

1964-01

N. Wijngaards. Jan Harmens Krul. Zijn leven, zijn werk en zijn betekenis. Zwolle 1964 (Zwolse reeks). p. 65, 94, 295.

p. 65:

Vanzelfsprekend was ook Cornelis Vlack zijn vriend Krul trouw gebleven. Verder treffen we aan de apotheker Claes Seep, van wie kortere gedichten bekend zijn, Jan van Arp, […].

Noot: Van Claes Seep komen gedichten voor in Olipodrigo (1654), Parnassus aen ’t IJ (1663), Apolloos Harp en Clioos cytter (1663).

p. 94:

Kruls derde grote verzamelbundel Minne-Spiegel ter Deughden van 1639 toont, dat verschillende van zijn oude vrienden hem na het avontuur met de Musyck-Kamer nog steeds trouw gebleven waren: Claes Seep, Jan Jacobsz Schipper (Schipper Jan; Verwin U selven); dr. Nicolaes Fonteijn. Van hun hand zijn er wederom lofdichten in de gebruikelijke trant. […]

p. 295:

Kruls vriendenkring bestond uit geestverwanten van de Oude Kamer als de gebroeders Fonteyn, Jan van Arp, de priester Antonius Schellingwou, Simon Engelbrecht, Iacob Dielefsz Block, Cornelis Vlack, Claes Seep, Jan Schipper.

 

1969-01

Mattheus Gansneb Tengnagel. Alle werken waarin opgenomen de paskwillen die ten onrechte aan Tengnagel toegeschreven zijn. Ingel. en van aant. voorz. door J.J. Oversteegen. Amsterdam 1969. p. 582, 590.

p. 590:

Klaesje Zeep, ik laetse praten

’t Praten dat niet veel en stuyt,

Schoonse tuygen dats’ u haten,

’k Lach met u heur haten uyt:

 

1981-01

Harry Chr. van Bemmel. Bibliografie van de werken van Jan Hermans Krul. Arnhem 1981. nr. 34/1, 66/1, 71/1, 74/1.

 

1982-01

José Bouman. Nederlandse gelegenheidsgedichten voor 1700 in de Koninklijke Bibliotheek te ’s-Gravenhage. Catalogus van gedrukte gedichten op gedenkwaardige gebeurtenissen in het leven van particuliere personen. Nieuwkoop 1982 (BBN, XV). nr. 223, 229.

 

2002-01

M. Tieleman (red.). De Amstel. Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2002, p. 153.

De Amstel is geschreven door Geert Mak, Ben Speet, Roelof van Gelder, Peter-Paul de Baar, Willem Ellenbroek en Marcella van der Weg. Op p. 153 staat Seeps Cupidoos Winter-deuntje. Bij de bio- en bibliografische gegevens van het boek heeft men het over 'ene C. Seep' die rond 1640 dit deuntje schreef. Gebruik gemaakt is van de 7e druk van 't Amsteldams Minne-Beeckie. Op nieuws bestroomt. Met verscheyde Minne-deuntjes, en Nieuwe Ghesanghen. (Amsterdam 1645).