Jilles Eijking

Juffrouwen uit Weesp

 

 

Inleiding

Het manuscript Verscheide gedichten. Bestaande in: Minne, Lof- en Eer-Rymen, Bruilofs-Dichten, Sonnetten, Lijk- en Graf-Dichten, Mengel-Rijm en Sangen (Amsterdam, 1650) van Nikolaas Seep is een verzameling van verschillende soorten gedichten. Het manuscript is onderverdeeld in verschillende "afdelingen", verschillende genres. Eén hiervan is het kabinet van Hollandse juffrouwen. Hierin schrijft hij per stad gedichtjes over verschillende meisjes. De pagina’s 79, 80 en 81 gaan over meisjes uit Weesp. In dit werkstuk ben ik op zoek gegaan naar biografische gegevens van deze meisjes.

Hiervoor heb ik de archieven van Weesp, Amsterdam en het Rijksarchief in Haarlem bezocht. Het sterke vermoeden bestond dat een groot deel van de meisjes doopsgezind was. Hiervoor heb ik de administratie van de doopsgezinde kerk geraadpleegd uit die tijd. Ik kon hier echter niet goed wijs uit worden, en het is voor een volgende onderzoeker zeer raadzaam vooral dit nog eens goed na te zoeken.

Ook in het archief van Weesp heb ik weinig kunnen vinden. De doop-, trouw- en begraafboeken bleken in het Rijksarchief in Haarlem te liggen, evenals de notariële archieven uit Weesp. Op de trouw- en begraafboeken bestaan klappers. Het bleek dat er betrekkelijk weinig trouwerijen en begrafenissen zijn genoteerd in de 17e eeuw. Dit is helaas niet allemaal goed geregistreerd indertijd.

 

Biografische gegevens over de "juffrouwen" uit Weesp

 

E. Sloot.

Sloot ghij o Wesop oijt een Maegt binnen u Veste

daer schoonheijt roem op draegt soo sloot ghij dese sloot

die d'eerste is en blyven sal oock me de leste

midts noijt o waerde stadt ghij liever beelt genoot.

Het eerste gedichtje over de Weesper dames betreft Seeps latere vrouw. Hoewel het manuscript op 1650 gedateerd is, zijn de gedichtjes over de juffrouwen waarschijnlijk jaren eerder geschreven. Dit zou verklaren waarom Seep in zijn juffrouwenkabinet niet meer dan vier regels wijdt aan zijn echtgenote.

Bij de lijkdichten vinden we iets over de vader van Elisabeth. Te weten een: ‘Lijck-Stacy over mijn schoonvader E. Gijsbert Sloot, out schepen en weesvader tot weesp’.[1] Deze schoonvader van Seep is ook de enige Sloot die bekend is in de geschiedenis van Weesp. In het officiantenregister van Weesp vinden we hem onder de naam Gijsbert Aertsen Sloot. Vreemd genoeg wordt hierin geen melding gemaakt van zijn functies als schepen en weesvader. Wel is bekend dat hij vanaf 1624 gasthuismeester is geweest in Weesp.[2] In de trouw- en begraafboeken wordt geen enkele melding gemaakt van de naam Sloot.[3]

Tot slot wil ik vermelden dat ik op zoek ben gegaan naar de lusthof "Slootwijk". Hiervan maakt Seep melding in het manuscript in de afdeling "Lusthoven".

Er heeft een buitenplaats met die naam bestaan, in Baambrugge, aan de westzijde van de Angstel. Deze buitenplaats is afgebeeld op de militaire kaart van P.A. Ketelaar uit 1781 (zie: Marijke Donkersloot-De Vrij, De Vechtstreek. Oude kaarten en de geschiedenis van het landschap, Weesp 1985, o.a. p. 122). In het artikel 'Heerenhuyzingen en Boerenhofstedes aan de Angstel 1816-1820' van E. Munnig Schmidt, Jaarboek Niftarlake 1988, p. 24-46, wordt Slootwijk ook genoemd. Verder is er nauwelijks iets bekend van deze buitenplaats, wat klopt met de informatie dat Slootwijk slechts een bescheiden buiten was. Waarschijnlijk is het in de loop van de negentiende eeuw verdwenen. [Gegevens van de heer R. Mulder, e-mail d.d. 1 mei 2006]. [4]

 

E. Kuyp

Kuijpie die soo soet kon kuijpen

dat hij kuijpte hem soo vast

dat ghij hem niet kon ontkruijpe

was het niet een arge gast

ia hij: pronck van Wesop aerdich

want ghij sijt het kuijpen waerdich.

De naam Kuyp/Cuijp/Cuyp komt niet voor in de trouw- en begraafboeken in combinatie met de voorletter E. (of iets wat daar op zou kunnen duiden, bijvoorbeeld Lijsbet, gesteld dat mevrouw Kuyp Elisabeth heet).

De familienaam is echter zeer bekend. De familie was katholiek en verleende zelfs onderdak aan priesters en hield een schuilkerk in haar huis (zij bezat een mooi pand aan de Hoogstraat). Deze kerk werd in 1644 op last van de overheid gesloten. Op het Meertens Instituut is een boedelbeschrijving van de familie te vinden waarin te lezen valt dat zij veel schilderijen bezat, waaronder een Rembrandt.[5]

Helaas dus geen informatie over de Kuyp van Seep. Gesteld dat zij wel deel uitmaakte van de beroemde familie is het hier nog interessant om te vermelden dat de familie eigenaar was van brouwerij de Boogh in Weesp.[6]

 

G. Loeve.

En draegt u geest geen min en wil u hert niet proeve

o waere soete maegt de flits van Cupid's boog

het lieven is soo soet, o Aengename loeve

alsmen de liefde liet uijt elckanders oogh.

 

Uit het gedichtje zou men kunnen opmaken dat G. Loeve (nog) geen man heeft. Geertruyd Loeve (geboren 1628?) trouwde echter in Weesp op 25 april 1649 met Willem Barents Blijdenzin (geboren 1628?) (bron: huwelijksgedicht). Haar naam komt niet voor in de begraafboeken[7], maar zij overleed op 7 september 1650.  Dat blijkt uit een van de lijkdichten in het manuscript: ’Op het overlijden [etc.] van Geertruijd Loeve, huisvrouw van Willem Barents’.[9

 

G. Schellingers.

Wie ist die van liefd’ derst roemen

Schellingers sal u liefde noemen

geertruydt kan liefs kracht en aart

geertruydt kan liefs lieve rancken

Schellingers wil de liefde dancken

nu van eytse met haer paert.

 

De naam van Geertruyd Schellingers (of Truytje, of Schellingh/Schellinger/Schellings) komt niet voor in de trouw- en begraafboeken. Wel de naam van Hillebrand Schellinger, wiens naam we later nog tegen zullen komen.[10]

De familie Schellinger is wel bekend in Weesp. Zo was er in 1600 een burgemeester, Gerrit Schellinger, en in 1610 een Cornelis Schellinger die kerkmeester was.[11] Gezien deze jaartallen zouden zij heel goed de vader van Geertruyd kunnen zijn. Uitgebreider onderzoek is nodig.

 

C. van Heussen.

van Heusse u rustich hert u vlugge geest en lede

getuijgt de Vrome swier die in u Jonckheyt leyt

alwaer ghij aen komt treen brengt ghy bellona mede

die u amasoons gemoet na aertse glory sweyt.

 

Ook de naam Van Huessen is geen onbekende in de Weesper geschiedenis. Veel stadsbestuurders droegen deze naam.[12] Maar ook hier geldt weer dat er geen C. van Huessen in de trouw- en begraafboeken te vinden is in de tijd waarover we het hebben.[13]

 

C. Hooft. de bruyt zijnde.

t'schijnt wesop is in roer daer klinckt een bly geschreeu

dees Herderinne tart de moedichts van haer knapen

midts datse maeckt een lam van een verliefde leeu

nu t'haren dienst en tot haer groot vermaeck geschape.

 

In de trouw- en begraafboeken komt geen enkele Hooft voor.[14] Dit is vreemd, want het was geen zeldzame naam. In Elias worden drie C. Hooft’s vermeld die allen in 1650 een leeftijd hadden waarop wel getrouwd zou kunnen worden. Twee van hen zijn getrouwd in Amsterdam, één in ‘s-Gravenhage.[15] De Cornelia Hooft uit dit gedicht is een dochter van P.C. Hooft, de beroemde schrijver en de drost van Muiden. Zij trouwde op 14 mei 1651 in Weesp met David Leeuw (zie bruiloftsgedicht).

 

Y. Del.

Hier bortelt op een nieuw een soet groeyende wel

die opwerpt niet als deugt volmaeckt in lieve rede

een aardich lootie van een welgebooren del.

verciert int bloem der Jeugt met defticheijt en zede.

Over Yda Del is van alle juffrouwen verreweg het meest bekend. Ik dacht aanvankelijk een grootse ontdekking te hebben gedaan doordat ik in de trouwboeken een tweede huwelijk vond, dat niet in de genealogieën vermeld stond. Toen ik in de begraafboeken echter ook twee begraafdata tegenkwam (met bijna 30 jaar verschil ertussen) werd het me duidelijk. Er bestaat zowel een Ida Del als een Yda Del. De eerste trouwde in 1683 met Johan Cornelisz. Van Marken en overleed in 1722.[16] Over de tweede heeft Seep een gedichtje geschreven.

Uit de genealogieën over Yda Del weten we het volgende. Zij is geboren in Weesp op een onbekende datum, en is begraven op 3 juni 1696. Zij trouwde in 1659 met Jacob Cornelisz. Schouten. Deze Jacob Schouten is omstreeks 1634 geboren en was evenals zijn vader (Cornelis Lambertsz. Schouten) brouwer én burgemeester van Weesp.[17]

Van Yda en Jacob zijn twee kinderen bekend. Het eerste is Anna Cornelia Schouten. Zij werd op 4 juli 1660 gedoopt en overleed te Weesp op 28 mei 1728. Zij trouwt, in Weesp, met Hillebrand Schellinger (na ondertrouw gedaan te hebben op 22 april 1683, in Amsterdam). Hillebrand Schellinger was de zoon van Bernard en Wendelesia Schellinger en heeft diverse hoge functies bekleed in Weesp en omstreken.

Het tweede kind van Yda Del is Barbara Jacoba Schouten. Zij is in Weesp geboren op 3 november 1662 en ook in Weesp begraven op 3 augustus 1746. Zij trouwde met Joan van Meeckeren en kreeg meerdere kinderen met hem.

De ouders van Yda Del zijn Nicolaes Claesz. Del en Anna Jorisdochter. Haar vader is ca. 1604 geboren in Weesp en was van beroep brouwer.[18] Daarnaast heeft hij in Weesp de functies schepen, burgemeester en weesmeester bekleed. Daarnaast was hij lid van de schutterij. Hij is begraven in Weesp op 21 augustus 1657. Zijn vrouw (met wie hij in ondertrouw ging op 20 februari 1630) was ca. 1604 geboren in Amsterdam en was in Weesp buitenmoeder van het gasthuis en het weeshuis. Zij stierf op 5 januari 1677.[19]

Nicolaes Claesz. Del (Yda’s vader) staat afgebeeld op een schilderij, een regentenstuk uit Weesp, dat in 1652 is geschilderd door G. Sibille. Het is niet bekend wie Nicolaes (=Claes) Del is, maar zeker is dat hij erop staat. Het hangt tegenwoordig in het mooie stadhuis van Weesp.

Tot slot is het nog vermeldenswaard dat er ook nog een straat (steeg) in Weesp is vernoemd naar Claes Del (Yda’s vader, niet haar opa!) en dat de familie Del voor een groot deel doopsgezind was.

 

C. Kuype.

ick min say Venus-soon neen t'zyn u minne stuijpe

antwoorde Arete de maegt priapus hoort

doch soo u minnekunst kan meerder vrienschap kuijpe

als minnelijckheit en deugt zij wert voor u becoort.

 

Na de vele informatie over Yda Del, is er over deze C. Kuype weer alleen zero-informatie. De naam komt niet voor in de trouw- en begraafboeken.[20] Het zou kunnen dat het weer over een lid van de familie Kuyp gaat, maar dit lijkt me niet waarschijnlijk omdat Seep deze naam eerder wel als Kuyp schreef. Ook Kuyper of alles wat daaraan verwant is, is onbekend in Weesp.

 

C. Fonteyn.

ruijm op, maeck ons een plaets, u stadts cieraet een pleyn

waer ick ten thoone stel een maegt vol van cieraden

een aar uijt vaders bron ontsprongen in fonteyn

opdat zij out herdenckt haer Ieugts roemwaerde daden

een bron van ouders zegen

is in dit beeld gelegen.

 

Ook hier weer geen informatie uit de trouw- en begraafboeken.[21] Het gedichtje doet vermoeden dat Seep de ouders van dit meisje kende. In de afdeling lijkdichten is er een gedichtje op de dood van "de edele priester meester Wouter Fonteyn".[22] Een priester mag geen kinderen krijgen, dus dit kan niet de vader zijn. Het zou erop kunnen duiden dat Seep bevriend was met de familie Fonteyn.

 

Op het Aerdich Singen

van

C. de Vlieger

Hier vliegt een lieve tong die niet is t'achterhalen

haer schelle keel vol galm als orgel pijpen slaet

zij schatert of men waer bij duijsent nachtegalen

met uijtgepickte reen vol aerdicheyt en Maat.

 

De Vlieger is helemaal geen bekende naam in Weesp. De enige bekende is Simon de Vlieger die zich in 1649 in Weesp vestigde. In 1653 overleed hij op 52-jarige leeftijd in Weesp. Seep was met hem bekend, want ook over hem heeft hij een lijkdicht geschreven.[23] Of hij een dochter had, heb ik niet kunnen achterhalen. Dit moet wel te vinden zijn na iets nauwgezetter onderzoek daar Simon de Vlieger een zeer bekende schilder is. Er zijn tegenwoordig zeer veel werken van hem bekend (onder andere van Weesp). De naam De Vlieger ben verder nergens tegengekomen.

 

Aen Juffr. Agata en Cornelia Schuyten

ons beminde nichte

De nachtegael vol vreugt barst uijt met helder fluijten

wanneer dees nimphen t’saem ten hofwaerts wandelen gaen

tis al om dit juweel geladen in dees Schuijten

dat ijder sich hem buijgt om in hun gunst te staen

groeijt, bloeijt int welich gooy geen satijr sal u hinderen

ghij zijt u ouders vreugt en welbeminde kinderen

men speelt op herpen, lier en fluijten

het loff van dese Naarder Schuijten

in deugt en eere vroom en rijck

int gooy en bloeijt geen diergelijck.

"Ons beminde nichte". Heeft Seep het hier over zijn eigen nichtjes, of over de nichtjes van zijn vrouw? Of misschien wel over nichtjes van een eventuele opdrachtgever? Ik moet het antwoord schuldig blijven. Blijkens het gedicht komen de meisjes uit Naarden. De naam Schuyten is nergens terug te vinden in Weesp. Wel komt "Schouten" zeer vaak voor in Weesp. Zo heb ik een genealogie gevonden van twee zusjes, genaamd Cornelia en Abigael. Zou met Abigael dezelfde worden bedoeld als met de Agatha van Seep? Over deze Abigael zijn geen gegevens. Wel over haar zus Cornelia. Zij is te Weesp geboren op 10 januari 1602 en in de Nieuwe Kerk in Amsterdam begraven in december 1669. In 1620 trouwde zij met Pieter Block.[24] Gezien de geboortedatum is het erg onwaarschijnlijk dat dit de meisjes zijn over wie Seep dichtte. Cornelia was immers al 48 toen rond 1650 Seep schreef over "welbeminde kinderen".

In het begraafboek kwam ik nog een Cornelia Schouten tegen die pas in 1693 is begraven.[25] Dit zou dus het goede meisje kunnen zijn. In de boeken wordt echter niet gerept over Agatha.

 

Conclusie

Helaas moet ik concluderen dat er weinig gegevens boven water zijn gekomen. Wel is gebleken dat er connecties bestaan tussen de families en dat verscheidene van de families werkzaam waren in de brouw- of stookbranche. Ik ben er wel van overtuigd dat er nog veel onderzocht kan worden. Onder andere over het al dan niet doopsgezind zijn van de families.

 

 

Bronnen en literatuur

 

Begraafboeken van gemeente Weesp vanaf 1673

Notarieel archief van Jan Cornelisz. Meijns, akten (1609-1624) en testamenten (1623-1626)

Notarieel archief van Jan Cornelisz. Verlaen, akten (1623-1657)

Officiantenregister Weesp vanaf +/- 1600

Trouwboeken van gemeente Weesp vanaf 1658

 

 

Dobbelaar, Pieter Jan. De branderijen in Holland tot het begin der 19e eeuw. Rotterdam: Nijgh & van Ditmar, 1930 (Proefschrift).

Elias, Johan E. De vroedschap van Amsterdam 1578-1795. Amsterdam: N. Israel, 1963.

Gens nostra – Ons geslacht. Maandblad der Nederlandse Genealogische Vereniging, jrg. 47(1993), nr. 7/8 ( juli/augustus).

Seep, Nikolaas. Verscheide gedichten. Bestaande in: Minne, Lof- en Eer-Rymen, Bruilofs-Dichten, Sonnetten, Lijk- en Graf-Dichten, Mengel-Rijm en Sangen. UB Amsterdam: hs. (geen signatuur).

 

Noten

[1] Seep: 181

[2] Officiantenregister Weesp

[3] Trouw- en begraafboeken Weesp

[4] Marijke Donkersloot-De Vrij, De Vechtstreek. Oude kaarten en de geschiedenis van het landschap, Weesp 1985, o.a. p. 122). In het artikel 'Heerenhuyzingen en Boerenhofstedes aan de Angstel 1816-1820' van E. Munnig Schmidt, Jaarboek Niftarlake 1988, p. 24-46, wordt Slootwijk ook genoemd.

[5] Mondelinge informatie van mw. Ida Kemperman, gemeente-archivaris van Weesp

[6] Dobbelaar 1930: 26

[7] Trouw- en begraafboeken Weesp

[8] [vervalt]

[9] Seep: 164

[10] Trouw- en begraafboeken Weesp

[11] Officiantenregister Weesp

[12] Officiantenregister Weesp

[13] Trouw- en begraafboeken

[14] Trouw- en begraafboeken Weesp

[15] Elias 1963: 150, 422-423, 453

[16] Trouw- en begraafboeken Weesp

[17] Gens nostra: 380-381

[18] Dobbelaar 1930: 26

[19] Gens nostra: 371-372

[20] Trouw- en begraafboeken Weesp

[21] Trouw- en begraafboeken Weesp

[22] Seep: 168

[23] Seep: 168

[24] Deze genealogie heb ik ingezien op het archief van Weesp zonder de bron te hebben genoteerd.

[25] Begraafboek Weesp