[Top]
********
DNL is met ingang van juli 2001 opgeheven. Een deel van de collecties (prenten, documenten) bevindt zich nu op de UB-A, een ander deel (geluidsarchief, documenten) op het NLMD en weer een ander deel (knipsels, scripties, DOVO/FOCO) in het P.C. Hoofthuis van de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam. De scripties zijn voor een deel toegankelijk via het catalogussysteem van de UB-A: http://www.uba.uva.nl, Catalogus, Scriptiebestand.
In Neder-L 0107.a(03) verscheen het volgende bericht over de opheffing van DNL:
AFDELING DOCUMENTATIE
NEDERLANDSE LETTERKUNDE (DNL) IN AMSTERDAM OPGEHEVEN
De afdeling DNL van eertijds
het Instituut voor Neerlandistiek (nu de Afdeling Nederlandse Taal en Cultuur,
Spuistraat 134) van de Universiteit van Amsterdam bestaat vanaf juli 2001 niet
meer. DNL had zijn ontstaan te danken aan de tijdens de in 1963 gehouden
Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren gemaakte afspraken om te komen tot
de oprichting van een afdeling voor documentaire en bibliografische
werkzaamheden aan diverse universiteiten. In Amsterdam zou men zich met name
richten op de letterkunde van de renaissance. De hoogleraar Stuiveling pakte als
eerste de zaak energiek aan met de oprichting van DNL en de aanstelling van
Ernst Braches als eerste hoofd van die afdeling. De andere universiteitssteden
lieten het er lelijk bij zitten.
Over de ontstaansgeschiedenis
en doelstellingen leze men de bijdrage van het tweede hoofd van DNL, Bob van de
Velde: ’Rekenschap
der bibliografie’,
in: Weerwerk. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. Garmt Stuiveling ter
gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam
(Assen 1973), p. 143-162. Sinds 1973 stond DNL onder leiding van G.J. van Bork
en ondergetekende.
In de loop van de jaren is
veel documentatiemateriaal op de afdeling bijeengebracht en zijn er allerlei
documentaire projecten opgestart en/of afgerond. Over de minder zinnige
ondernemingen kan men het beste het artikel van Ton Anbeek lezen ’Plannen
& Projecten (of: “gestalten boven mij“)’, in: De Klopgeest 9 (1974), nr. 19,
p. 4-11. Een initiatief dat wel tot publicaties heeft geleid, is bijvoorbeeld de
LTN-serie, Literaire Tijdschriften in Nederland; bibliografische beschrijvingen,
analytische inhoudsopgaven en indices. Een aantal tijdschriftbeschrijvingen
wacht nog steeds in kaart- en fichevorm op digitalisering. Ze staan (voorlopig
nog) opgesteld in kaartenbakken in de bibliotheek van het P.C. Hoofthuis.
In de Klapper op het bezit
van de afdeling Documentatie Nederlandse Letterkunde, 2e, zeer
verm. dr. (Amsterdam 1981; SUNA-cahiers 1) wordt een overzicht gegeven van de op
dat moment aanwezige verzamelingen. Een paar jaar geleden moesten de twee kamers
in het P.C. Hoofthuis waarin DNL gevestigd was binnen de kortste keren ontruimd
worden om plaats te maken voor werkkamers. Een deel van het materiaal verdween
in de kelder; een ander deel werd in een kamertje binnen de bibliotheek gepropt.
Ook dat kamertje moest nu geruimd worden in verband met inhuizing van steeds
weer nieuwe leerstoelgroepen in het P.C. Hoofthuis.
Hieronder zal ik aangeven wat
er met de diverse deelcollecties van DNL gebeurd is, opdat de eventuele
belangstellende gebruiker zich in de toekomst niet voor niets op een verkeerde
plek vervoegt.
Knipselcollectie
DNL beschikte over een zeer
uitgebreide knipselcollectie die de gehele literatuurgeschiedenis omvat, vanaf
Middeleeuwen tot heden. In de begintijd werd er door de afdeling zelf geknipt en
kwamen knipsels binnen via professionele knipseldiensten. Ook zijn tal van
schenkingen van fanatieke knippers in de collectie geïntegreerd met knipsels
uit vaak zeer oude kranten en weekbladen. De laatste jaren werd de collectie
alleen nog uitgebreid met de kopieën van de Literaire Knipselkrant. Voor de
moderne periode biedt de knipselcollectie niet veel meer dan datgene wat men ook
in het Letterkundig Museum kan aantreffen, maar voor de oudere letterkunde
vormen de DNL-knipsels uniek materiaal dat nergens elders gevonden kan worden.
Vooralsnog (hoe lang nog is onzeker) staan de afgesloten knipsellades opgesteld
in de bibliotheek van het P.C. Hoofthuis (te raadplegen via de balie). Naar het
Letterkundig Museum gaat deze collectie in de toekomst in ieder geval niet omdat
de waarde van de knipsels nu juist de periode betreft die het museum niet
documenteert.
Scripties
DNL bewaarde en betrefwoordde
alle scripties van Amsterdamse studenten (MO-, kandidaats- én
doctoraalscripties). Deze twee- à drieduizend scripties zijn inmiddels verhuisd
naar de kelder, inclusief het bijbehorende kaartsysteem, in afwachting van een
al heel lang verwachte beslissing van de Faculteit over wat er met dit soort
zeer grijze literatuur dient te gebeuren. Dat de scripties ergens in Amsterdam
toegankelijk moeten blijven, lijkt mij buiten kijf. Een deel van de scripties is
immers al toegankelijk via de digitale bibliotheek van de UB Amsterdam.
Raadpleging kan via de balie van de bibliotheek P.C. Hoofthuis, maar de nummers
van de op te vragen scripties moeten in het systeem in de kelder opgezocht
worden.
Prenten
Vooral dank zij Stuiveling is
een prachtige collectie van ongeveer 1500 prenten van letterkundigen (originele
gravures uit de 17e tot 19e eeuw) opgebouwd. Deze
collectie is vorig jaar in zijn geheel gedigitaliseerd voor de Digitale
Bibliotheek der Nederlandse Letteren. Daarna is de collectie verhuisd naar de UB
Amsterdam.
Documenten
Het documentenarchief bevatte
allerhande stukken die niet thuishoorden in de knipselmappen, zoals brieven
(originelen of kopieën) van en aan letterkundigen, kopieën van archivalia en
manuscripten, folders, programmaboekjes en dergelijke meer. Deze collectie is nu
opgesplitst in een modern deel dat naar het Letterkundig Museum is gegaan en een
historisch deel dat de UB Amsterdam onder haar hoede heeft genomen.
Audiovisueel materiaal
Het audiovisuele materiaal
(grammofoonplaten, cassettebandjes) is verhuisd naar het Letterkundig Museum
voor zover het de verzamelperiode van die instelling betreft.
Romanproject 18e
eeuw
Een kast met fotokopieën en
microfilms van 18e-eeuwse romans is op de 4e verdieping
van het P.C. Hoofthuis geplaatst. Inlichtingen hierover verschaft
prof. dr. A.N. Paasman:
Laatmiddeleeuws
proza (DOVO)
Een kast met fotokopieën en microfilms van laatmiddeleeuwse prozateksten, bijeen verzameld uit tal van bibliotheken over de hele wereld, is eveneens op de 4e verdieping ondergebracht. Inlichtingen hierover bij dr. R.J. Resoort: r.j.resoort@uva.nl.
Apparaat-Cram
Dit uitgebreide
kaartsysteem, vernoemd naar de initiatiefneemster mevrouw dr. A.M. Cram-Magré,
staat nu (alweer: voorlopig nog) opgesteld op de knipselkasten in de bibliotheek
van het P.C. Hoofthuis. Het is te beschouwen als een voorloper van de BNTL en
ontsluit tal van tijdschriften en verzamelbundels die nu nog steeds niet
retrospectief door de BNTL zijn ingehaald. Zie hiervoor: Bob van de Velde, ’Een
project voor een bibliografisch onderontwikkeld gebied’,
in: Spektator 1 (1971-1972), nr. 7/8 (Ton Cram-nr.), p. 515-517.
Pseudoniemenapparaat
Het pseudoniemenapparaat
betreft een uit diverse bronnen samengesteld systeem met tal van pseudoniemen
die niet in de reguliere pseudoniemenwoordenboeken terug te vinden zijn.
Waarschijnlijk zal de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl)
te Leiden zich hierover ontfermen.
Centrale Registratie
De kaartenbakken met de zgn.
Centrale Registratie bevatten kaarten van diverse kleuren die verwijzen naar de
deelcollecties. Daarnaast zitten er ook hele pakketten kaarten in, vooral
betreffende auteurs uit de renaissanceperiode, met bio- en bibliografische
gegevens en verwijzingen naar archivalia, brieven en manuscripten in diverse
archieven en bibliotheken. Dit hele systeem waarin dus de totale structuur van
DNL verweven zit, dreigt in de prullenbak te verdwijnen.
Het is geen opwekkend verhaal, deze fragmentering en vernietiging van materiaal dat met veel moeite in de loop van 35 jaar verzameld is. Voor veel studenten - én voor veel bezoekers van elders - is DNL jarenlang een begrip geweest. Veel universitaire medewerkers zijn daar als kandidaat-assistent hun carrière begonnen. Het wordt tijd dat Ton Anbeek zijn mémoires met betrekking tot deze afdeling verder op schrift stelt. Wellicht zijn er ook lezers van Neder-L die zich aangetrokken voelen tot het digitaliseren van materiaal dat er nu nog is, maar op termijn dreigt te verdwijnen. Ik denk hierbij aan het pseudoniemenapparaat en de indexen op tijdschriften. Die laatste kunnen dan opgenomen worden in de inmiddels digitaal geworden reeks Literaire Tijdschriften in Nederland (LTN) die door het NIWI op het web gezet zal worden. Laten belangstellenden zich vooral melden bij: p.j.verkruijsse@uva.nl.
P.J. Verkruijsse
PUBLICATIES: Klapper op het bezit van de afdeling Documentatie Nederlandse Letterkunde van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam, 2e zeer verm. dr. (1981).
Terug naar (sub)categorie:
Belangrijkste letterkundige documentatiecentra
Documentatie-instellingen
Trefwoorden:
Amsterdam - brieven - Cram, apparaat- - DNL - documentatiecentra - documenten - knipsels - NLMD - prenten - pseudoniemen - scripties - tijdschriften - tijdschriftregisters - UB-A
[Top]